Wist U....
"De Geheimenissen Gods"
Schrijvend aan de Korintiërs zegt Paulus: "Zo moet men ons
beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen
Gods is toevertrouwd". (1
Kor. 4:1). In Rom.
16:25 spreekt Paulus over "mijn evangelie", wat hij noemt "de
openbaring van het geheimenis", hetgeen "verzwegen" is geweest
sinds de wereld begon, maar "thans geopenbaard" is. Het was
de "openbaring" die aan Paulus bij zijn bekering beloofd was (Hand.
26:16-18) en die de "geheimenissen Gods" bevat.
De "geheimenissen" zijn elf in aantal; acht ervan werden aan Paulus geopenbaard; van de overige drie werd er één door Jezus Christus geopenbaard en twee door de apostel Johannes. Een "geheimenis" in de zin van het Nieuwe Testament is niet iets dat niet begrepen kan worden, maar een plan of doel van God dat aan Hem bekend was vanaf de aanvang, maar dat Hij verborgen hield voor de kennis van de mens totdat de tijd kwam voor Hem om het te openbaren. Laten ons deze "geheimenissen" onderzoeken in de volgorde waarin zij vervuld zijn.
Het geheimenis van de vleeswording. 1Tim.3:16: "En buiten twijfel, groot is het geheimenis der Godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid".
Het is geen geheimenis dat God zich zou openbaren door vanuit de hemelen te spreken, maar dat Hij een "menselijke gedaante" zou aannemen en onder ons zou wonen; dat was een groot geheimenis. Dit deed Hij in de Persoon van Jezus Christus. Daarom kon Jezus zeggen: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien" (Joh. 14:9)
Het geheimenis van de Goddelijke inwoning. In Col. 1:26-28 spreekt Paulus van nog een "geheimenis" , die van alle "eeuwen" en "geslachten" verborgen was geweest, maar nu geopenbaard aan de heiligen. Hij noemt het "het geheimenis van Christus in u". Dit is een groot geheimenis, want het is het geheimenis van de "nieuwe geboorte" (wedergeboorte).
Het bracht Nicodemus ertoe uit te roepen: "Hoe kan een mens opnieuw geboren worden als hij oud is"? (Joh. 3:4). De wedergeboorte is een wonderbaar feit. Het is de vereniging van de Goddelijke Natuur en de onze. Precies zoals Jezus één van ons werd, doordat Hij onze menselijke natuur aannam, zo worden wij met Hem één door de Goddelijke natuur aan te nemen. Het geheimenis van deze vereniging is dat het een vereenzelviging is. Wij zijn evenzeer een deel van Christus, als de leden van een lichaam deel uitmaken van dat lichaam. (1 Cor. 12:12) Christus leeft nu in ons. (Gal. 2:20).
Het geheimenis van de eenheid van Jood en heiden in één Lichaam, de Gemeente. In zijn brief aan de Efeziërs (Ef. 3:1-11) zegt Paulus dat God hem "door openbaring" het "geheimenis" bekend gemaakt heeft, die in andere eeuwen de mensen niet bekend was, "dat de heidenen mede erfgenamen zijn van hetzelfde lichaam en deelgenoten van Zijn belofte in Christus door het evangelie".
Het is bijna onmogelijk om de bittere rassenhaat te overschatten die in Christus dagen tussen Jood en heiden bestond. Er was een hoge scheidsmuur tussen hen. De Joden beschouwden de heiden als "honden" en de heidenen minachtten de Joden. Het was daarom een openbaring voor hen, dat God in deze bedeling beiden, heidenen en Joden, zou nemen en van hen "een nieuw lichaam" zou maken, dat de Gemeente wordt genoemd.
In Christus verdwijnen alle rassen- en klassenverschillen, en slechts in de Gemeente kan zulk een "heilige broederschap" gevonden worden waarnaar de wereld op zoek is.
Het geheimenis van de zeven sterren en de zeven kandelaars. Aan de apostel Johannes werd het geheimenis van de zeven sterren en de zeven kandelaars onthuld. (Openb. 1:12-20). Hem werd gezegd dat de "zeven sterren" de engelen of boodschappers waren van de zeven Gemeenten in Klein Azië, en de "zeven kandelaren" de zeven gemeenten zelf. Het geheimenis van deze kandelaren lag in het feit dat de zeven genoemde Gemeenten vertegenwoordigden waarvan de geschiedenis kenmerkend was voor de geschiedenis van de Christelijke kerk gedurende de laatste 1900 jaar.
Het geheimenis kon niet begrepen worden tot de tegenwoordige tijd, of tot de overeenstemming tussen het karakter van die Gemeenten en de kerkgeschiedenis onthuld zou zijn. Voor een volledige bespreking van dit onderwerp: zie Bijbelstudie "de Openbaring van Jezus Christus", het deel wat deze zeven zendschrijven behandeld.
Het geheimenis van de verandering der Heiligen. In 1 Cor. 15:51-55 zegt Paulus: "Zie ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin". Dit is de grootste van alle geheimenissen, want het onthult iets waar het verstand bij stilstaat.
Volgens ons verstand moeten wij allen sterven, maar van de aarde weggenomen te worden en ten hemel opgenomen zonder te sterven, die gedachte was nog nooit opgekomen, tot Paulus het openbaarde.
Het geheimenis van Israëls verharding. Schrijvend aan de Romeinen (Rom. 11:25) zegt Paulus: "Want broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat".
Dit is niet zozeer geestelijke verblinding als wel Joodse verblinding, veroorzaakt door hun verwerping van Christus. De verwerping is nationaal, niet individueel, want we moeten niet vergeten dat het voornaamste deel van gelovigen in de dagen der apostelen Joden waren, en sindsdien hebben al heel wat Joden het Christendom beleden.
De openbaring van dit geheimenis aan Paulus werd gegeven om te verklaren hetgeen anders een verborgenheid zou blijven, namelijk het overleven van het Joodse volk als volk, hoewel verstrooid onder de heidenen.
Dit is een "groot geheimenis" omdat het verklaart waarom er een "tussen bedeling" zou zijn tussen de eerste en tweede komst van Christus, waarin, door genade, een uitverkoren volk zou worden "uitgeroepen" om de Gemeente te vormen, de Bruid van Christus.